De uitvaartverzorger belt me terwijl ik onder het genot van een kop dampende thee mijn administratie bijwerk. “Kun jij een dienst voorgaan, komende zaterdag om 11 uur bij Zuylen?” Even mijn agenda checken… Ja hoor, het kan. “Het zijn hele lieve mensen!”, zegt ze nog.
Spannend…
De volgende middag loop ik het tuinpad op van een klein rijtjeshuis in de wijk Tuinzigt. Ik loop snel, want het miezert. Na het aanbellen wacht ik af. Altijd een beetje spannend: ik weet nooit wat er achter de voordeur op me wacht. Welke verhalen, hoe groot het verdriet, wat voor mensen… Steeds weer anders. “Ha vrouwke, kom gauw binnen, het regent! Bakske koffie?” De warmte komt me letterlijk en figuurlijk tegemoet.
We zitten rond de eettafel, twee zonen van dik in de 60, een schoondochter en ik. De verzekeringspapieren, oude foto’s die van zolder gehaald zijn, de geschreven enveloppen voor de rouwkaarten en de laptop worden opzij geschoven. “Het is uiteindelijk toch nog snel gegaan, begreep ik?”, open ik het gesprek. De zonen vertellen. Over de mensonterende ziekte die hun lieve moedertje van bijna 90 trof, terwijl ze toch al op de drempel van het leven stond. Over hoe ze, ondanks alle pijn en ellende, zo zorgzaam en lief was voor iedereen die langskwam. “Hedde al wa te drinken?”, vroeg ze dan. “Er zijn snoepkes eej, kèk maor in da trommeltje op de kast!”. En: “Ah, lief, bedankt, wa zorgde gij toch goed voor mij!”, tegen de verzorgster die haar kussen opschudde. De twee mannen veranderen voor mijn ogen in twee ontredderde jochies als ze vertellen over het overlijden van hun moeder: “…ons ma… ze ademde nog één keer… en toen niet meer…”.
Levensverhaal
Ze slikken, hoesten een keer om de opkomende tranen de baas te worden en hop, over tot de orde van de dag. “We willen zelf niks zeggen, dat kunnen we niet. Maar we hebben wel een mooi gedicht gevonden: wil jij dat namens ons voorlezen? En we willen graag dat je vertelt over haar leven, kan dat?”. Ja, natuurlijk! De mannen vallen stil. Tsja, waar te beginnen? “Het klinkt misschien niet zo aardig, maar er valt niet zoveel te vertellen over ons ma. Ze was een eenvoudig mens, leidde een simpel leven. Ze was tevreden met weinig, en maakte eigenlijk niet veel mee”. Nou, dat zullen we nog weleens zien… Ik stel wat vragen, en we bekijken de foto’s die uit een oude koektrommel op zolder gehaald zijn. De mannen zitten er steeds meer ontspannen bij, er wordt een pilsje opengemaakt, en er komen veel herinneringen boven. Over de jonge Duitse soldaat die uitgeput bij ma en haar ouders thuis aan de keukentafel in slaap viel, met z’n geweer in zijn handen, op de vlucht naar zijn vaderland. Over hoe ma met haar oudere zus ging dansen in een danszaal in de stad. De jongens zaten aan de ene kant van de zaal, de meisjes aan de andere kant. Hoe daar een groepje jongens stééds weer de aandacht trok omdat ze een hoop plezier hadden. Eén van die jongens was pa, en toen pa en ma elkaars blik vingen werden ze op slag verliefd. Ma viel als een blok voor de stoere jongen met z’n ondeugende kuif. Het was armoe troef, zo vlak na de oorlog, dus pa en ma hebben lang verkering gehad voordat er eindelijk getrouwd kon worden. Na het trouwen werd er eerst ingewoond bij pa’s ouders, zo ging dat destijds. Een paar jaar later werden de twee jongens geboren. En die twee jongens van toen zitten nu tegenover me, veel grijzer en rimpeliger dan destijds, te gniffelen als ze vertellen over hoe ze als kind samen hun moeder voor de gek hielden. Als ze het beu was gooide ze een pantoffel naar de zoon die het dichtst bij haar stond. Maar dat gebeurde niet vaak, want ze was vooral lief en zorgzaam. “Een betere moeder hadden we ons niet kunnen wensen!”. Schoondochter vertelt hoe welkom zij was toen zij als schuchtere 16-jarige voor het eerst bij het gezin kwam. Je kon haar schoonmoeder niet kwader krijgen dan door te spreken over ‘de kouwe kant’ als je het over haar geliefde schoondochters had!
Een lach en een traan
De zonen weten niet van ophouden, het ene prachtige verhaal na het andere wordt verteld. Er wordt veel gelachen en af en toe een traan weggepinkt. Drie uur nadat ik bij deze, toen nog voor mij wildvreemde mensen binnenstapte, kijk ik naar mijn schrijfblok en blader ik door mijn notities. Voorzichtig vertel ik de mannen dat we ‘maar’ drie kwartier de tijd hebben in de aula, dus dat ik lang niet alle mooie verhalen en dierbare herinneringen zal kunnen gebruiken in mijn verhaal. “Da gif niks vrouwke… Maokt ‘r maor wa moois van!”. En dat ga ik zéker doen. Uitgezwaaid door drie lieve mensen, nagloeiend van de warmte en met mijn hoofd vol zwartwit beelden uit de film van het leven van deze vrouw die ik een beetje mocht leren kennen, sta ik weer buiten. Wat een prachtig vak heb ik toch…